De wondere wereld van Jan Cremer

Recensie: Rob Knijff – Jan Cremer, een leven als ’n komeet

 

‘Drie Amsterdammers’, Rob Knijff en twee vrienden, gaan vier dagen op bezoek bij Jan Cremer in Città della Pieve, een gehucht in de heuvels van Umbrië, in Italië. Cremer is op dat moment tachtig jaar oud. Ze hebben hem voorgesteld om een aantal gesprekken te voeren over diens ‘turbulente’ leven. Dit idee was eerder met Cremer bekokstoofd in een Amsterdams café en na het opsturen van een zeventien pagina’s tellend draaiboek worden ze hartelijk uitgenodigd om naar Italië te komen. Het gezelschap begint daar elke dag ‘s ochtends om 11.00 uur, na het ontbijt, met de gesprekken. Halverwege de middag is het tijd voor de lunch en siësta en daarna werken ze door tot in de avond. Na afloop dineren ze in Cetona, het nabijgelegen stadje. Jan Cremer, een leven als ’n komeet is het verslag hiervan.

 

Jan Cremer is wat de drie vrienden betreft de held van hun generatie. Dat straalt door in het boek. Het hele boek getuigt van een grote bewondering voor het werk van Jan Cremer, zowel zijn literatuur als zijn schilderkunst. Die open houding is een vruchtbare bodem voor mooie verhalen, maar aan de andere kant wordt Cremer nooit tegengesproken, terwijl dat broodnodig was.

 

Van tevoren is een aantal thema’s bedacht: humor, vrouwen, het Koninklijk Huis, gezondheid, religie, schrijven en schilderen. Elk thema wordt ingeluid door een prikkelende vraag of stelling en daarna brandt Cremer los. Dit relaas is opgetekend en af en toe voorziet de auteur de lezer van enige achtergrondinformatie. We lezen dus in feite de notulen van de gesprekken in Umbrië, aangevuld met wat context en anekdotes over de reis van de drie vrienden. Daardoor zit het boek tussen een autobiografie en een biografie in, dit alles losjes geconstrueerd.

 

De romans van Cremer komen wel aan bod, maar niet uitvoerig. Omdat veel van de anekdotes die Cremer vertelt ook in zijn boeken voorkomen, is dit geen bezwaar. Misschien wel het leukste aan het boek is dat Cremer heel veel interessante mensen gekend heeft. Die leerde hij kennen toen hij in het vermaarde Chelsea Hotel in New York woonde. Cremer ging in die tijd naar eigen zeggen om met Janis Joplin, Bob Dylan, Andy Warhol en vele anderen. Als hij over deze personen praat, druipt de arrogantie ervan af. Als je jezelf niet de beste schrijver ter wereld vindt – zegt Cremer – en niet denkt dat je de Nobelprijs voor de Literatuur verdient, moet je geen schrijver worden. Dat Dylan die prijs wel wint, vindt Cremer ‘totaal idioot’. Om zijn jaloezie weg te moffelen, beweert hij vervolgens dat hij helemaal geen behoefte heeft om prijzen te winnen. Daarnaast vertelt Cremer dat hij degene was die de fotografe Linda Eastman op de Beatles afstuurde en dat ze daardoor Paul McCartney ontmoette. Later wil Cremer McCartney voor de Playboy interviewen, maar die gaat hier niet op in. Cremer reageert ronduit stuitend. Tijdens een van de gesprekken zegt hij vloekend: ‘[I]k geef je een vrouw en jij gunt mij niet eens een interview.’

 

Het boek barst van de humor en bevat veel prachtige anekdotes over het leven van Cremer. Maar zijn bewering dat grootheden zoals Andy Warhol en Bob Dylan fan van hém zijn, is lachwekkend. In het beste geval getuigt die van slecht gelukte mythevorming, maar eerder van een schrijnend gebrek aan zelfinzicht.

 

Deze recensie verscheen eerder op Tzum op 6 januari 2022.